Kortrijk Vluchtstad (deel 2): Open brief aan de schepen van bevolking Koen Byttebier.

Geachte schepen,

Heel zeker staat het bijzonder mooi om op je FB-wall uit te pakken met onderstaande foto. Allochtonen, vreemdelingen in het ,,Administratees’’ van K-Town geschrapt. Bij mijn oproep om het niet bij deze symbolische daad te laten en nog een stap verder te gaan en van Kortrijk Vluchtstad te maken, lijk je mij iets minder toeschietelijker. Nochtans zou je als liberale politicus moeten weten, dat het de logica zelve is. ,,Onmogelijk dat we een uitwijzing door hogere overheden kunnen bestrijden,’’ schrijf je jammer genoeg als antwoord op mijn uitnodiging. Je gooit naar mijn goesting iets te snel, maar niet minder hautain de handdoek met: ,,Discussie zonder einde, daarom voer ik ze hier niet meer. Ik weet wie welke inspanningen heeft gedaan, helaas zonder resultaat. Al de rest is duidelijk stemmingmakerij. Punt.’’

Misschien heb je niet hard genoeg geprobeerd. Bijzonder jammer is wel dat je op die manier je liberale achtergrond van een door het volk verkozen mandataris verloochent. We funderen deze voor jou misschien nogal boude stelling met de grondlegger van de Verlichting, waaruit het liberalisme ontstond: Immanuel Kant (1724-1804). Kant formuleert het ,,wereldburgerrecht’’ in de tekst ,,De eeuwige vrede’’ en onderwerpt het aan twee voorwaarden. Wereldburgerrecht wordt bij Kant zonder enige beperking wel uitgebreid tot de universele gastvrijheid, een voorwaarde voor eeuwige vrede tussen alle mensen. ,,Op deze wijze kunnen ver verwijderde werelddelen op vreedzame wijze met elkaar bepaalde verhoudingen aangaan, die tenslotte publiekrechtelijk worden en zo het menselijk geslacht uiteindelijk steeds dichter bij een constitutie voor wereldburgers brengen… De schending van het recht op één plaats van de aarde wordt op alle plaatsen gevoeld… Het wereldburgerrecht is een natuurrecht, een onverjaarbaar en onvervreemdbaar oerprincipe. Aan alle menselijke wezens , aan alle eindige, met rede begiftigde schepselen, valt zonder enig onderscheid het gemeenschappelijk bezit van het aardoppervlak toe.’’ Niemand kan rechtmatig aanspraak maken op het bezit van het aardoppervlak als zodanig, als oppervlakte en daarmee iemand anders de toegang tot een stuk aarde ontzeggen. Hij maakt uitzondering voor alles wat op dat oppervlak wordt opgetrokken, opgebouwd of opgericht: een woning bvb. of een staatsinrichting met staatsgrenzen. Alles wat op de grond staat, maar niet langer de grond is, zelfs waar het steunt op het aardoppervlak, hoeft niet onvoorwaardelijk voor elke nieuwkomer toegankelijk te zijn. Tot daar de mogelijkheden tot inperkingen van het wereldburgerschap bij Kant. (1)

Geen vreemdelingen of allochtonen meer in K-Town. But what's in a change of name?

Geen vreemdelingen of allochtonen meer in K-Town. But what’s in a change of name?

Voor Kant heeft een vreemdeling het recht om door een ander niet vijandig behandeld te worden vanwege zijn komst op diens grondgebied. Hij mag worden uitgewezen, wanneer dat zonder levensgevaar voor hem kan geschieden, maar hij mag niet vijandig worden behandeld, zolang hij zich ter plekke vreedzaam gedraagt. Kant maakt voorts onderscheid tussen gastrecht en bezoekrecht: voor een gastrecht is een afzonderlijke welwillende afspraak nodig, waardoor de vreemdeling voor een bepaalde tijd huisgenoot wordt. Een bezoekrecht daarentegen komt alle mensen toe: het is het recht om zichzelf aan een gemeenschap aan te bieden, op grond van het recht op gemeenschappelijk bezit van het aardoppervlak. Kant zag in dat mens zich niet tot in het oneindige kunnen verspreiden, omdat de aarde nu éénmaal het oppervlak van een bol heeft. Daarom moeten mensen het tenslotte toch opbrengen naast elkaar te leven. Niemand heeft immers oorspronkelijk meer recht dan een ander om op een bepaalde plaats van de aarde te zijn.
Het bezoekrecht staat dus haaks op het gastrecht, waarbij deze laatste als gastvrijheid van een stad of een individu afhankelijk is van van staatswege gegeven wetten en politie. Tot zover heb je als schepen van bevolking gelijk, als je je politieke paraplu opent en stelt, dat ,,een stad onmogelijk de uitwijzing door een hogere overheid kan negeren.’’

En toch: de vraag is hoe verandering en vooruitgang van dit recht mogelijk gemaakt kan worden? Vandaar mijn oproep om van Kortrijk als proef en experiment tot Vluchtstad uit te roepen. De stad als antwoord op een noodsituatie; een antwoord dat rechtvaardig is, tenminste rechtvaardiger dan het bestaande recht: een antwoord dat onmiddellijk reageert op misdaad, geweld en vervolging en een jongen tenminste het recht geeft om zijn schooljaar in deze stad af te werken; zich in alle sereniteit en ernst kunnen voorbereiden op zijn examens en slagen in zijn studierichting humane wetenschappen van het Koninklijk Atheneum Kortrijk bijvoorbeeld, zijn vruchten te plukken van een schooljaar lang studeren. Het gaat hier zelfs niet om een natuurrecht; het gaat om het recht op onderwijs voor alle minderjarigen op Belgisch grondgebied, of ze nu papieren hebben of niet. (2)

Steden hebben de kans om naar eigen inzicht de poort der gastvrijheid open te houden. (3) Ook al wordt het asielrecht steeds restrictiever en steeds vaker onderworpen aan de demografisch-economische belangen van de natie-staat die asiel biedt. Er bestaat ook zoiets als stadssoevereiniteit, zeker geïnspireerd door een middeleeuwse traditie, toen de stad zelf de wetten van haar gastvrijheid kon bepalen. De wet van gastvrijheid, op grond waarvan de poorten geopend zouden moeten worden voor iedereen, voor elk ander, elke nieuwkomer, zonder vragen, zelfs zonder identificatie, waar hij of zij ook vandaan komt en wie hij of zij ook is. ,,Quid quid est in territorio est de territorio.”

De proef met de vluchtstad biedt ruimte, denkruimte aan het experiment met vormen van recht en democratie die nog in de schoot der toekomst verborgen zijn; in Kortrijk Vluchtstad, op de drempel van Kortrijk Vluchtstad moet een andere opvatting van het kosmopolitisme misschien nog geboren worden; of de gedachte is al aangekomen, maar misschien hebben we haar nog niet herkend. (4)

_________________
(1) I. KANT, ,,De eeuwige vrede”, vertaling Bernard Delfgaauw, Kok Agora, 1986, p.55-8, geciteerd in: J. DERRIDA, Over Gastvrijheid, vertaling Rokus Hofstede, Boom, A’dam, 1998, p. 29-30.
(2) http://www.kruispuntmi.be/uploadedFiles/VMC/Publicaties/Publicaties/Infodossier_leerlingenzonderwettigverblijf-2012_LR.pdf , p. 26-28.
(3) http://www.cie.ugent.be/majouaou/ajouaou17.htm
(4) J. DERRIDA, o.c., p.32.
voorts:
Paula Grobbecker, ,,Illegale migratie, mensenrechten en kosmopolitisme: een theoretisch debat over de grensproblematiek” (vert. André MOMMEN, in: Vlaams Marxistisch Tijdschrift, jg.45, nr.3, herfst 2011, p.60-77.

Plaats een reactie